Een Slachtoffer van de Reclame
De Franse naturalistische schrijver Emile Zola (1840-1902) is in Nederland vooral bekend door zijn 20-delige romancyclus Les Rougon-Macquart, zijn verdediging van de impressionisten en zijn rol in de Dreyfus-affaire. Dat hij zijn schrijverscarrière begonnen is als journalist en zijn hele leven voor kranten is blijven schrijven, is veel minder bekend. Deze teksten zijn in Frankrijk wel gebundeld in een prestigieuze Pléiade-editie, maar slechts enkele ervan zijn vertaald. In 2011 publiceerde uitgeverij Voetnoot Hoe men sterft, de vertaling door Rokus Hofstede en Martin de Haan van Comment on meurt, een serie van vijf sterfgevallen. Een eerdere bundel – alleen nog antiquarisch verkrijgbaar – verscheen in 1981 bij Atlas Contact onder de titel 6 verhalen van Emile Zola (vertaling Baruch Kolthoff).
En dat is jammer, want Zola’s journalistieke werk laat een onbekende, wat lichtvoetiger kant van de schrijver zien! Sommige verhalen zijn gedateerd, in de zin dat ze commentaar leveren op destijds actuele politieke situaties, maar er zitten ook karakterschetsen bij, bespiegelingen over sociale misstanden, en anekdotes die nog steeds humoristisch zijn. Daarom ben ik, jaren geleden al, begonnen een selectie van de verhalen waarop ik in 1998 promoveerde, te vertalen in de colleges literair vertalen bij de masteropleiding Franse Letterkunde. Een van de verhalen die ik samen met de studenten bekeek, is “Une victime de la réclame” uit 1866; deze vertaling is uiteindelijk van mijn hand, maar wel geïnspireerd door de discussies met mijn studenten.
dr. Marjolein van Tooren
Universitair docent Moderne Letterkunde, Vrije Universiteit
Een Slachtoffer van de Reclame (1866)
Ik heb een goeie jongen gekend die vorig jaar gestorven is en wiens leven een lange lijdensweg is geweest.
Toen hij tot de jaren des verstands gekomen was, had Claude als volgt bij zichzelf geredeneerd: “Het verloop van mijn bestaan ligt helemaal vast. Ik hoef alleen maar blindelings de zegeningen van deze tijd te accepteren. Om mee te gaan met de vooruitgang en volmaakt gelukkig te leven, is het voldoende dat ik ’s morgens en ’s avonds de kranten en de affiches lees, en precies doe wat deze oppermachtige gidsen me aanraden. Daar vind ik de ware wijsheid, het enig mogelijke geluk.” Vanaf die dag nam Claude de advertenties in de kranten en op de affiches als richtsnoer in zijn leven. Ze werden de onfeilbare gids die bij alles zijn beslissingen bepaalde; hij kocht niets, ondernam niets wat hem niet door de machtige stem van de reclame was aanbevolen.
En zodoende heeft de arme jongen in een ware hel geleefd.
*
Claude had een opgehoogd stuk land aangekocht waar hij alleen op heipalen kon bouwen. Het huis, waarvoor een nieuw bouwsysteem gevolgd was, stond te schudden in de wind en brokkelde af in onweersbuien.
Binnen rookten de schoorstenen, die voorzien waren van vernuftige rookverdrijvers, zo hevig, dat ze iedereen deden stikken; de elektrische schellen bleven koppig zwijgen; de wc’s, die waren aangelegd volgens een voortreffelijk ontwerp, waren weerzinwekkende beerputten geworden; de meubels, die bediend moesten kunnen worden met bijzondere mechanismen, weigerden open en dicht te gaan.
Pronkstukken waren een pianola die alleen maar een slecht draaiorgeltje was, en een niet open te breken, brandwerende kluis, die op een zekere winternacht door dieven eenvoudigweg op hun rug werd meegenomen.
*
Niet alleen de bezittingen van de arme Claude werden getroffen, ook zijn uiterlijk had het zwaar te verduren.
Midden op straat scheurde hij uit zijn kleren. Hij kocht ze in van die winkels die een aanzienlijke korting aankondigen wegens opheffing.
Op een dag kwam ik hem tegen; hij was helemaal kaal. Nog altijd geleid door zijn liefde voor de vooruitgang, had hij het plan opgevat om zijn blonde haar te verruilen voor zwart haar. Het haarwater dat hij zojuist had gebruikt, had zijn blonde haar doen uitvallen, en hij was verrukt, omdat hij nu, zo zei hij, een bepaalde pommade kon gebruiken die hem beslist een zwarte haardos zou bezorgen die twee keer dikker was dan zijn eerdere blonde haardos.
En dan heb ik het nog niet over alle middeltjes die hij slikte. Zo stevig als hij was, zo mager en kortademig werd hij. Vanaf dat moment begon de reclame hem te vermoorden. Hij dacht dat hij ziek was, behandelde zichzelf volgens de uitstekende aanwijzingen in de advertenties en, om de medicatie nog werkzamer te doen zijn, volgde hij alle behandelingen tegelijk, totaal in verwarring gebracht doordat elk middel evenzeer aangeprezen werd.
*
De reclame spaarde ook zijn verstandelijke vermogens niet. Hij vulde zijn boekenkast met de boeken die de kranten hem aanbevolen. De ordening die hij daarin aanbracht was een van de meest vernuftige: hij rangschikte de delen op volgorde van kwaliteit, dat wil zeggen: naargelang de mate van enthousiasme in de door de uitgevers betaalde artikelen.
Alle hedendaagse dwaasheden en beledigingen stapelden zich daar op. Nooit zag je zo’n verzameling schaamteloosheden. En Claude had eraan gedacht om op de rug van elke band de reclame te plakken die hem tot de koop ervan had aangespoord.
Zo wist hij, als hij een boek opensloeg, bij voorbaat hoeveel enthousiasme hij moest tonen; hij lachte of huilde volgens voorschrift.
Door deze levenswijze werd hij compleet waanzinnig.
*
Het laatste bedrijf van deze tragedie was hartverscheurend.
Toen Claude had gelezen dat een slaapwandelaarster in haar trance alle kwalen genas, haastte hij zich haar te raadplegen over de ziektes die hij niet had. De slaapwandelaarster bood welwillend aan hem te verjongen door hem te wijzen op een manier om nog maar zestien jaar oud te zijn. Hij hoefde alleen maar een bad te nemen en een bepaald watertje te drinken.
Hij slikte het middeltje, dompelde zich onder in bad, en werd daar zo compleet verjongd dat hij er na een half uur gestikt werd aantroffen.
Zelfs na zijn dood werd Claude het slachtoffer van de advertenties. Bij testament had hij bepaald dat hij begraven wilde worden in een doodskist die voor onmiddellijke balseming zorgde – een drogist had er net patent op genomen. Op het kerkhof brak de doodskist in tweeën, en het deerniswekkende stoffelijk overschot gleed in de modder en moest begraven worden in een wirwar van gebroken planken van de kist.
Van zijn grafsteen van steenkarton en namaakmarmer, die al bij de eerste winterregens doorweekt was, bleef al snel niets meer over dan een verrotte hoop zonder naam.
Franse literatuur
Émile Zola
vertaling door dr. Marjolein van Tooren
“Une victime de la réclame” verscheen voor het eerst in 1866.