De Vijfde Droom
Voor het korte verhalenproject wilde ik graag iets van de Duitse schrijver Günter Eich aanleveren. Hij is als auteur net als Sartre getekend door zijn ervaringen in de Tweede Wereldoorlog en is een van de grondleggers van de zogenaamde “Kahlschlagsliteratur” of “Trümmerliteratur” waarin Duitse auteurs proberen om de staat en de stemming van Duitsers gedurende de Tweede Wereldoorlog vast te leggen.
Toen ik 14 was luisterde ik op de radio naar het vijfdelige hoorspel “Träume,” waarin Eich probeert om de horror te formuleren die toen het dagelijks leven voor miljoenen mensen was. Het hoorspel is georganiseerd in vijf delen waarvan elk deel gedroomd wordt door een alledaags persoon op één van de vijf continenten. Elke droom begint middenin een absurde situatie met droomachtige dialogen en beschrijft een toestand die voor of door de oorlog is ontstaan. Tussen de dromen in staan korte gedichten die bedoeld zijn om het gebeurde te analyseren, interpreteren en in het geheel te integreren.
Ik vind de vijfde droom de indrukwekkendste en de krachtigste, omdat hij heel goed de situatie en sfeer beschrijft die toen heerste. Deze sfeer is tijdloos omdat delen ervan tegenwoordig nog steeds in de samenleving voelbaar zijn. Het gaat in de vijfde droom om een moeder die haar dochter vanuit het platteland in de grote stad komt bezoeken. Vrij snel begint zij door te hebben dat alles in deze stad is uitgehold door termieten, en dat er slechts een donderslag voor nodig is om alles in elkaar te laten storten. Ik vind dit een schitterende metafoor voor hoe het moderne leven onze samenleving steeds meer richt op het uiterlijke en het oppervlakkige, terwijl intrinsieke waarden en normen uitgehold worden. Dit maakt ons vatbaar voor populisme en angstzaaiers.
Graag sluit ik af met een citaat waarin Eich het hoofdthema verwoordt:
“Wantrouw hun macht die ze, naar hun zeggen, verwerven voor u! Hoed u ervoor dat uw harten niet leeg zijn, op de leegte van uw harten zijn hun plannen gebouwd! Doe wat nutteloos heet, zing het ongewenste lied! Wees moeilijk! Wees zand, geen olie in het drijfwerk van de wereld!”
Phillip Kersten
Masterstudent Artificial Intelligence, Vrije Universiteit
De Vijfde Droom (1951)
Mevrouw L. Harrison, Richmond Avenue, New York, droomde hem op 31 augustus 1950 toen ze op een namiddag bij het verstellen van een rok in slaap gedoezeld was.
dochter: Dit is de woonkamer. Hier is het ‘t mooist.
moeder: Wat een heerlijk uitzicht! Ha, de rivier met die stoomboten, het park aan de overkant, de wolkenkrabbers… Goh, wat is dat prachtig.
dochter: Ik ben zo blij mama, dat je op bezoek gekomen bent.
moeder: ‘k Wou eindelijk jullie flat ‘ns zien. Een beetje geluk hebben om jullie geluk… Dat maakt mij weer jong, zo jong als toen, toen het mijn wittebroodsweken waren.
dochter: Mijn lieve mama…
moeder: Kind, wat heb jij een geluk! Bill, met zo’n goeie betrekking, is het niet?
dochter: Ja. Bill verdient goed z’n brood.
moeder: En hij verwent je. Nou, dat zie je zo. Een gemoedelijk zithoekje, een platenspeler… Zeg, speel jij nog wel ‘ns piano?
dochter: Och mama, ik eh… ik moet bekennen dat ik verschrikkelijk lui ben geworden sinds wij TV hebben en… en een radio en een platenspeler.
moeder: Mm, dat geeft niks, een groot virtuoze was je toch nooit geworden. Maar je speelde “Oh, what a beautiful morning” heel aardig… Zeg, wanneer komt Bill thuis van kantoor?
dochter: Ongeveer vijf uur.
moeder: O, dan hebben we nog de tijd. (zucht) ‘k Ga hier een beetje zitten… Ach, ach, wat is het heerlijk bij jou. Dat tafelkleed is heel bijzonder!
dochter: Bill heeft het laatst voor me meegebracht.
moeder: Laatst? Bij welke gelegenheid?
dochter: O, hoho, zomaar, om mij een plezier te doen.
moeder: Mm, je hebt een goeie man… Wees ‘ns stil!
dochter: Wat is er?
moeder: Wat is dat voor een geluid?
dochter: O… o, dat is niets. Dat eh… dat is de lift.
moeder: Oh…
dochter: Heb je honger, mama? Of wil je iets drinken?
moeder: Nee, kind, nee, blijf hier. Ik heb in de trein gegeten. Kom een beetje bij me zitten.
dochter: Nou, zal ik de radio aanzetten?
moeder: Niets zul je. Je laten bekijken, dat zul je. Ja, je ziet er goed uit. ‘t Is aan je te zien dat je gelukkig bent.
dochter: (zucht) Och mama…
moeder: Hè? Wat is dat? Tranen?
dochter: (zucht) Alleen omdat ik blij ben.
moeder: Lucy… m’n klein meisje…
dochter: (snift) ‘t Is al voorbij.
moeder: Jullie lift suist de hele tijd maar door!
dochter: Ja, het is… het is een heel groot gebouw met… met veel flats.
moeder: ‘t Is toch werkelijk een eigenaardige lift.
dochter: Eigenaardig? Waarom?
moeder: Ik bedoel, eh… dat geluid is eigenaardig.
dochter: Ja, ik eh… ik zet de radio aan. Die lift schijnt je bepaald zenuwachtig te maken. (schakelt hen aan) Zo. En nou ga ik een beetje thee zetten.
moeder: Ach…
dochter: Niet tegenpruttelen, mama, ik moet in ieder geval in de keuken, eten klaarmaken voor Bill.
moeder: Nou, als het dan perse moet… (neuriet mee met muziek) Hoho… Zeg Lucy… Lucy, hoor je ’t?
dochter: Wat, mama?
moeder: “Oh what a beautiful morning”.
dochter: Ha, je lievelingsmelodie…
moeder: (neuriet mee met muziek) Huh, wat is dat? Je hoort de lift zelfs terwijl de radio speelt… Ik… ik moet ‘ns gaan kijken.
dochter: Wat is er, mama?
moeder: Ik wil zien wat er met die lift aan de hand is.
dochter: Laat dat toch, mama.
moeder: Die lift gaat helemaal niet. Die staat stil en toch houdt dat het geluid niet op.
dochter: Dan… komt dat geluid ergens anders vandaan. Huh, maak u niet zenuwachtig.
moeder: ‘t Is toch eigenaardig!
dochter: Ach kom, kom, mama, ga naar de zitkamer en… en luister naar de muziek.
moeder: Je hebt gelijk. ‘t Is onverstandig alles te horen.
omroeper: “O what a beautiful morning”. Dit was het einde van ons grammofoonplatenconcert. Nu volgt een causerie.
moeder: Een causerie… Kunnen jullie niks beters bedenken?
omroeper: De juiste tijd: bij de gongslag is het precies 17 uur. (gong) Nu spreekt Prof. Wilkinson over het onderwerp “De termieten”.
professor: Geachte luisteraars. Waar termieten zijn, is het leven niet aangenaam. Gedreven door een onverzadigbare honger knagen deze insecten letterlijk alles stuk, en de mens staat er machteloos tegenover. Hun knaagmethode is hoogst onaangenaam. Men ontdekt hun vernielende bezigheid eerst als het te laat is. De termieten hebben de gewoonte alles van binnen uit te hollen en een buitenwand zo dun als een velletje te laten staan, dat dan wel op een goede dag tot stof verpulvert. Het kan gebeuren dat iemand zich ’s avonds in zijn huis te slapen legt en ‘s morgens in de open lucht wakker wordt, omdat zijn huis ‘s nachts tot stof verviel.
moeder: (lacht) Hoor je dat, Lucy? (lacht) De termieten vreten het huis op (lachje) en je wordt wakker onder de blote hemel. (lacht)
dochter: Zet het af mama! (schakelt uit)
moeder: Nou… dat was toch interessant!
dochter: Nee nee!
moeder: Wat heb je, Lucy? Je bent helemaal bleek.
dochter: O, niets.
moeder: Lucy, jij hebt daarstraks niet van geluk gehuild.
dochter: Onzin, mama.
moeder: Dat zijn termieten wat we horen!
dochter: Termieten vreten toch geen beton!
moeder: Je wilt het niet toegeven Lucy, kindje, maar ik heb gelijk, nietwaar?
dochter: (zucht) Ja, mama…
moeder: Ik begrijp jullie niet. Waarom verhuizen jullie niet?
dochter: Het heeft geen zin.
moeder: Maar Lucy!
dochter: Ze zijn overal.
moeder: Hoe bedoel je?
dochter: Weet je dan niet, mama, dat datzelfde geluid overal te horen is: in New York, in Californië, in New Mexico, in Canada!
moeder: Nou, in Albanville zijn geen termieten, reken maar. Mijn huis is veilig.
dochter: Reken maar, in jouw huis knagen ze even hard als hier.
moeder: Dat zou toch iemand gemerkt moeten hebben! Wat een onzin!
dochter: Als je ‘t één keer gehoord hebt, mama, hoor je ’t overal: In de huizen, in de ondergrondse, in de bomen, in het graan. Ik geloof dat ze ook onder de grond knagen. De bodem, mama, waarop wij lopen, is nog maar een dunne huid. Alles heeft nog maar een dunne huid, en die is van binnen hol…
moeder: Nee! Nee, zo erg kan het nog niet zijn, Nee, dat verbeeld je je maar, Lucy.
dochter: Een flinke schok en alles stort in. Het heeft al lang niet meer geonweerd.
moeder: En jij denkt dat een onweer…
dochter: Ja!
moeder: Ah… Ik eh… heb het al de hele dag zo drukkend gevonden, eh… eh… eh, zet dat raam open, Lucy.
dochter: Ja, mama. (gaat het raam openen)
moeder: Nee… buiten is het niet drukkend. Ah, frisse lucht, godzijdank. Nou kunnen we weer logisch denken. Dus, Lucy, het is duidelijk dat jullie hier niet kunnen blijven. Jullie gaan mee naar Albanville en dan zullen we verder zien. Zo gauw Bill thuis komt zal ik het met hem overleggen. Waarom… waarom is ie er nog niet? ‘t Is al lang vijf uur!
dochter: Misschien is het nog geen vijf uur.
moeder: Ik zet de radio aan. Ik wil de juiste tijd weten. (schakelt hem aan) Waar de juiste tijd is, is ook orde, en waar orde heerst, is geen plaats voor geheimen.
professor: Een spreekwoord in Centraal Afrika zegt…
dochter: Hij heeft het nog altijd over die termieten…
professor: De termiet knaagt de wereld stuk, de wereld van God, maar ze knaagt God niet stuk.
moeder: Is… is dat het einde?
dochter: Waarschijnlijk…
omroeper: U hoorde een causerie van Prof. Wilkinson. Wij geven u nu de juiste tijd: bij de gongslag is het 17 uur 30. (gong)
moeder: Half zes! Waar blijft Bill?
dochter: Misschien geeft een andere zender een beetje muziek. (stemt af)
moeder: Goh… als ik… als ik wist dat ie nog lang wegbleef, dan zou ik een beetje gaan liggen… Ik ben opeens verschrikkelijk moe.
dochter: Natuurlijk, mama. Ga een beetje op de divan liggen.
moeder: Die lange reis, en nu die opwinding…, huh… ik voel me zo raar…
dochter: Ja… slaap een beetje, ik maak het eten verder klaar.
moeder: Ach… die muziek is goed, ze maakt me echt slaperig. Zo hoor ik dat verschrikkelijke geluid ook minder. (huisbel)
dochter: (gaat de deur openen) Bill?
Bill: Dag… Lucy…
dochter: Wat is er? Waarom kom je niet binnen?
Bill: Ga naar de keuken, Lucy.
dochter: Hè? Geen kus, Bill?
Bill: Nee, vandaag geen kus. Raak me niet aan. Ik ben dronken. Laat me door, maar raak me niet aan.
dochter: Je bent helemaal niet dronken, Bill. Wat is er toch met je? Alles is al zo verschrikkelijk…
Bill: Ik kom binnen… (deur dicht)
dochter: Mama is hier op bezoek.
Bill: Waar… is ze?
dochter: Hier. (opent de deur) Hier, in de kamer. Ze slaapt, ze is moe van de reis. Heb je honger?
Bill: Nee…
dochter: Het eten is zo klaar, het is kalfslever.
Bill: Ik eet niet.
dochter: O, het is je lievelingsgerecht!
Bill: Ik heb geen honger… Mama lijkt wel heel vast te slapen.
dochter: Ik maak het eten klaar en dan wekken we haar.
Bill: Laat dat eten nou maar, blijf even hier.
dochter: Ja?
Bill: Wat ben je mooi… Lucy…. Goeie hemel, wat hou ik van jou.
dochter: Bill!
Bill: Nee! Blijf daar, raak me niet aan… Ach Lucy, je bent zo mooi dat… dat ik wel kan huilen. Misschien ben je niet eens zo bijzonder mooi, maar ik heb alles aan je lief… Ik zal je nooit meer kussen, Lucy…
dochter: Bill!
Bill: Blijf zitten… Zeg ‘ns, is mama zo ineens moe geworden? Ik bedoel: was het haar daarvoor niet aan te zien dat ze moe was?
dochter: Ze… ze zei opeens dat ze wou gaan liggen, ik moest ‘r wakker maken zo gauw jij daar was. Ik zal het nu doen…
Bill: Je krijgt haar niet meer wakker. Ze is dood.
dochter: Bill! Wat zeg je?
Bill: Blijf zitten, raak haar niet aan. Kom, wees verstandig, ik heb niet veel tijd meer om te praten. Ik ben namelijk ook verdomde moe… Er komt onweer.
dochter: Ik wil hier weg, Bill, ik wil weg!
Bill: Waarheen dan? Zet die radio af. (klik) Hoor je ’t?
dochter: Ik hoor het. Ik wil weg, Bill…
Bill: Och, blijf! Blijf, Lucy. Laat me niet alleen sterven.
dochter: Wij willen niet sterven, wij willen leven.
Bill: Ik zal sterven, net als mama.
dochter: Nee!
Bill: Zij is enkel nog een dunne huid. Als je haar aanraakt, valt ze uiteen.
dochter: Maar jij, jij toch niet!
Bill: Ik ook. Ik merkte het onderweg. Ik keek juist op mijn horloge, het was vijf uur. Toen merkte ik het… Nu… knagen ze aan mijn hart. Het doet geen pijn. Maar ik ben… helemaal… uitgehold. Als je me aanraakt, val ik uit elkaar.
dochter: (snikt) Bill…
Bill: Nee, nee, raak me niet aan. Ik… ben oneindig moe… Het was heerlijk met jou. Het was heerlijk om met jou te leven.
dochter: Bill…
Bill: Ja… het onweer nadert… Het huis zal instorten… onder de donderslag.
dochter: Maar jij… jij toch niet?
Bill: Ik ook. Ik… en mama ook. Ach, Lucy… Goeienacht liefste, goeienacht liefste liefste liefste liefste Lucy. (donderslag – Lucy schrikt heftig)
Wordt wakker. Al uw dromen zijn slecht! Blijf wakker. Zie, het ondraaglijke nadert. Het komt ook tot u, al woont u nog ver van het onheilsgebied waar het bloed wordt vergoten, Ook tot u die doezelt in de middag, of liever niet wordt gestoord. Vandaag komt het, of morgen, reken daarop.
“O, die heerlijke slaap op dit rood gebloemde kussen, Kerstgeschenk van Anita… Drie weken lang heeft ze hieraan geborduurd. Oh, die heerlijke slaap… het wildbraad was stevig, de compote delicaat. Bij het indommelen denk je aan het journaal van de avond: Paaslammeren, een film over lente’s ontwaken, en in Baden Baden werd een speelbank geopend, met twee lengten heeft Cambridge op Oxford gewonnen… dat is heel aardig nieuws. O, dit bloemzachte kussen, dit eersteklas dons! Vergeet op het kussen de angst van de wereld, dit kleine bericht: de wegens abortus aangeklaagde zei tot haar décharge “Die vrouw die al moeder van zeven kinderen was, had een zuigeling bij zich. En daarvoor had ze geen luiers en die was gewikkeld in krantenpapier.” Goed, dat gaat het gerecht aan, dat is onze zaak niet. Wie kan dat verhelpen? De een ligt iets harder gebed dan de ander, en wat ons boven het hoofd hangt, moet ons kleinkind maar klaren.
Ach, kijk ‘ns, u slaapt al. Word wakker, mijn vriend! De stroom dringt de wering al binnen, en de wachtpost is gewaarschuwd.
Nee, ga niet slapen! De veroveraars van de wereld zijn druk met u bezig!
Wantrouw hun macht die ze, naar hun zeggen, verwerven voor u! Hoed u ervoor dat uw harten niet leeg zijn, op de leegte van uw harten zijn hun plannen gebouwd! Doe wat nutteloos heet, zing het ongewenste lied! Wees moeilijk! Wees zand, geen olie in het drijfwerk van de wereld!
Duits hoorspel
Günter Eich
vertaling door Nora Snijders
“De Vijfde Droom” is de laatste droom van Traüme. Dit Duitse hoorspel was in 1951 voor het eerst op de Duitse radio te horen. In 1967 werd Nora Snijders’ vertaling (Dromen) in Nederland door de KRO uitgezonden.
Gepubliceerd met toestemming van de rechtenhouders
Reading suggestions/biography:
Günter Eich (Germany, 1907-1972) mainly wrote radio plays in his early career. After serving in the German army during World War II, and being held as a prisoner of war in an American internment camp, he became one of the writers behind Gruppe 47, who held writers’ meetings, invited by Hans Werner Richter. With his awarded radio plays, prose and poems, the author was one the founders of the “Kahlschlagsliteratur” or “Trümmerliteratur”, in which German authors try to express the state of feelings of the German people during and after the second World War.